VOC
De Vereenigde Oost-Indische Compagnie
Op 20 maart 1602 werd de Vereenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. Kijken wij door een bril van de eenentwintigste eeuw, of door een Indonesische bril, dan valt op de handelswijze van de VOC het nodige aan te merken. Het veroveren en handhaven van handelsnederzettingen, de slavenhandel, het met alle middelen verdedigen van het monopolie op peper en de fijne specerijen, dit alles ging niet zonder geweld en oorlogshandelingen gepaard. Maar trachten wij ons te verplaatsen in de eeuwen waarin de VOC heeft bestaan, dan dwingt de handelsgeest van de dynamische Nederlandse kooplieden respect af. Zij zijn erin geslaagd Nederland letterlijk en figuurlijk op de wereldkaart te zetten. Een klein land dat tot de grootste handelsnaties ter wereld behoorde.
Over de geschiedenis van de VOC is zeer veel gepubliceerd. Een aanrader is het prachtig beschreven en geïllustreerde overzicht dat in dit herdenkingsjaar is verschenen: De geschiedenis van de VOC door Femme S. Gaastra (Walburg Pers, Zutphen 2002).
Ook over de postgeschiedenis staan enkele publicaties tot onze beschikking. Het meest bekend is toch wel de archiefstudie van P.C. Korteweg: De V.O.C.-stempels, gepubliceerd in ”De Philatelist” van 1929, p. 289-336. Uiteraard hebben zowel J.H. Beer van Dingstee (1935) als W.S. Wolff de Beer (1971) de VOC en haar poststempels behandeld.
Een interessante studie verscheen enkele jaren geleden: Met vriend die God geleide. Het Nederlands-Aziatisch postvervoer ten tijde van de Verenigde Oost-indische Compagnie (Walburg Pers, Zutphen 1998). Het is het proefschrift van de historicus Perry Moree over het brievenvervoer tussen Nederland en haar handelsnederzettingen in Indië. Op de kaft lezen wij dat een brief of postpakket van de VOC negen maanden onderweg was om van Batavia naar Nederland te komen. Het antwoord op een zojuist geschreven brief kon dus anderhalf jaar op zich laten wachten. Wij weten dat de VOC uit angst voor het uitlekken van strategische en commerciële informatie een strenge censuur op de briefinhoud toepaste (zie ook het artikel De brievenbehandeling te Batavia in voorbije eeuwen in ZWP 095/016-021). Ondanks of juist wegens die censuur werden de meeste brieven illegaal meegegeven aan bemanningsleden, die als ”vriend die God geleide” de brieven bezorgden. Er bestond eind achttiende eeuw een duidelijke behoefte aan een sneller postvervoer. Vandaar dat in 1788 een vloot van tien kleine, snelle brikken werd gebouwd. Om de drie maanden vertrok zowel uit Batavia als uit Nederland een met post volgeladen brik. In totaal heeft deze pakketvloot sedert september 1788 28 reizen gemaakt.
De belangrijkste historische ontdekking van Moree is dat zich binnen de VOC een vernieuwingsdrang aftekende. Dat blijkt uit de opgebouwde vloot. In tegenstelling tot wat men algemeen denkt over de VOC in zijn nadagen: bestuurd door ingeslapen en corrupte bewindhebbers (Claude J.P. Delbeke spreekt op blz. 18 van zijn De Nederlandse Scheepspost. I. Nederland – Oost-Indië 1600-1900 van ”Corruptie, malversatie en hebzucht van feestvierende gouverneur-generaals…”), is de ondergang van de VOC, sedert 1780 behoorlijk verzwakt na het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog, het gevolg van de geldverslindende oorlog met Frankrijk, waarmee de Republiek der Nederlanden in februari 1793 verwikkeld raakte.
De aandacht die de postgeschiedenis van de VOC in de filatelistische literatuur heeft gekregen gaat uit naar Nederland en Nederlands-Indië. Een braakliggend terrein wat om een nader onderzoek vraagt is het postverkeer met de VOC-handelsnederzettingen in bijvoorbeeld India, Ceylon, Malakka en Deshima. Wat weten wij daarvan? Zo goed als niets. Er zijn een paar brieven bekend, en de laatste tijd duiken ook fiscale VOC-afstempelingen op documenten uit India op. Waar liggen bijvoorbeeld Suratte, Bengalen, Cochin, Negapatnam? Wanneer had de VOC daar een factorij?
Anders dan in Nederlands-Indië ging het de VOC in India, Ceylon en Japan uitsluitend om handeldrijven. De VOC-posten hadden zich volledig te houden aan de door de plaatselijke overheid gestelde regels.
In India lagen diverse VOC-factorijen langs de zuidwestkust, de zogeheten kust van Malabar (destijds de Mallabaar). Het belangrijkste centrum was Cochin, dat de VOC in 1663 op de Portugezen veroverde. Deze handelsnederzetting ging in 1795 voor de VOC verloren, toen de Britse East India Company (EIC) de plaats had ingenomen. Er zijn enkele poststukken bekend en meerdere VOC-documenten met fiscale VOC-stempels.
Veel noordelijker ligt Suratte (ook wel Surat of Souratte), gelegen aan de monding van de rivier Tapti. Daar bezat de VOC al in 1616 een post, die in 1759 overging in Britse handen. Toch bleven daar nadien ook Nederlanders aanwezig, getuige diverse bekende documenten waarop fraaie fiscale VOC-stempels zijn afgedrukt. Poststukken hebben wij nog niet gezien.
Langs de zuidoostkust, ook wel de kust van Coromandel genoemd, had de VOC eveneens meerdere handelsposten. De hoofdplaats was Negapatnam, dat in handen van de VOC viel in 1659 toen de Portugezen daar uit hun fort werden verdreven. In 1781 werd Negapatnam door de Engelsen op de VOC veroverd. Ons zijn drie brieven bekend, waarvan twee door J.W.F. Bunge gemeld werden in ”De Postzak” nr. 103.
Helemaal in het noordoosten van India ligt de streek Bengalen, waar de VOC te Hougly de belangrijkste factorij had. Wij kennen alleen enkele documenten met mooie fiscale VOC-afstempelingen uit Bengalen.
De Portugezen werden in 1641 door de VOC uit Malacca verdreven, waarbij het sultanaat van Johore de Nederlanders steunde. Tot 1824 hebben de Nederlanders daar een handelspost gehad. Het Tractaat van Londen regelde onder meer de ruil van Malacca tegen Benkoelen (op Sumatra). Ons is tot nu toe slechts één brief bekend, in 1788 verzonden van Amsterdam naar Malacca.
Heel bijzonder was het Europese handelsmonopolie dat de Nederlanders in Japan hadden verkregen. Op het kleine eilandje Deshima, gelegen in de baai van Nagasaki, had de VOC een factorij vanaf 1640. Tot 1863, dus ruim na de ondergang van de VOC, dreven de Nederlanders van hieruit handel. De enig bekende brief van Deshima, in 1806 verzonden naar Batavia, kunt u waarschijnlijk bewonderen op de Amphilex 2002!