Penvernietigingen
Penvernietigingen en penbewerkingen op zegels van de emissie 1852
Door Jhr. Drs. F.W.B. Van Humalda van Eysinga
Penvernietigingen zijn opzettelijk door postale functionarissen met de pen aangebrachte strepen en/of tekst met het doel om hergebruik van postzegels te voorkomen dan wel om postale indicaties aan te geven.
Correcte enin esthetisch opzicht aantrekkelijke penvernietigingen zijn zeldzaam enworden derhalve slechts sporadisch op veilingen aangeboden.
Onderstaandepagina’s beogen een overzicht te geven van wat er zoal op dit terreinbestaat en een lans te breken voor dit vaak veronachtzaamde maar tochzo interessante verzamelgebied.
Veel filatelisten beschouwen penvernietigingen (penstrepen, penkruisen,pennotities of andere penbewerkingen) op postzegels als een beschadiging of ontsiering welke de zegels ongeschikt maakt voor opname in hun verzameling. Zij hebben daarmee het gelijk aan hun kant, behalve wanneer deze inktstrepen of inktaanduidingen postale doelen hebben gediend, dat wil zeggen met opzet zijn aangebracht door met postale autoriteit belaste functionarissen.
Zodra kan worden aangetoond (of redelijkerwijs mag worden aangenomen) dat de penvernietiging een postale vernietiging betreft en niet een min of meer toevallig door afzender of ontvanger op de zegel aangebrachte streep of notitie, mag men spreken van een filatelistisch correcte penvernietiging. Dit vereist enige studie van en ervaring met het onderwerp, want het zal duidelijk zijn dat dit interpratief-gevoelige onderdeel van de filatelie zich makkelijk leent voor malafide maakwerk.
Vanaf de invoering van de postzegel op 1 januari 1852 werd voorgeschreven dat voor postzegels waarop de stempel ontbreekt of waarvan de overstempeling onduidelijk is, de postbeambten ter correctie daarover met de pen (of met aniline-potlood) een kruis moet trekken in diervoege dat hetgeen van den stempel zichtbaar is niet weggenomen worde. Eveneens voorgeschreven was dat de postkantoren waren belast met de verificatie en overstempeling van postzegels bij akkoordbevinding met het franco-dagtekeningstempel (K.55-57). Om postale vertraging te vermijden werd tevens bepaald dat verificatie en ook afstempeling verricht mocht worden door hulppostkantoren (met het naamstempel K.61),wanneer het een brief betrof welke binnen het eigen arrondissement besteld moest worden of wanneer de brief naar een aangrenzend hulppostkantoor werd verzonden zonder dat daarbij een postkantoor werd gepasseerd. Een uitzondering betrof de verificatie en de vernietigingvan postzegels op brieven door aan spoorwegen gelegen hulppostkantoren.Overstempeling daarvan diende te geschieden met het stempel FRANCOzonder omlijsting (K.33), terwijl ter indicatie van het postkantoor, waaronder zulk een hulppostkantoor ressorteerde, de gebroken-cirkelstempels (K.65) of halve-cirkelstempels (K.66) op de voorzijde van het couvert dienden te worden aangebracht. (Zie ook: De Afstempelingen op de Eerste Emissie Postzegels van Nederland,Specialiteitencatalogus NVPH).
Indien op postkantoor en/of hulppostkantoor was verzuimd een afstempeling aan te brengen of wanneer de afstempeling onduidelijk was, diende de besteller (of de met postbehandeling belaste treinconducteur der “brievenmalen”) alsnog voor vernietiging zorg te dragen en door middel van pen of aniline-potlood een zogenaamd “Andreaskruis” over de zegel(s) aan te brengen. Ook de“plattelands-postbushouders” en “brievengaarders”, die met lokale bestelling van post waren belast en ongebruikte postzegels ter verkoop bij zich droegen, dienden bij de behandeling van hun zogenaamde“arrondissementspost” op deze wijze voor vernietiging zorg te dragen.
Aangezien de officiële instructies voor vernietiging nogal summier waren en er forse ruimte bestond voor eigen interpretaties zijn penvernietigingen,welke geheel overeenkomstig de postale voorschriften zijn uitgevoerd en bovendien zijn bewaard gebleven relatief schaars. Alhoewel een dergelijke categorie in wetenschappelijke zin natuurlijk niet mag bestaan, omschrijft “penvernietiging in de geest van de voorschriften” meestentijds het eindproduct beter dan “in strijd met” die voorschriften.
Penvernietigingen in andere vormen (ruiten, rasters,strepen, kringen, etc. etc.) dan het Andreaskruis, alsmede kleine verbeteringen van onjuistheden of onduidelijkheden in het stempel, worden in deze paragrafen penvernietigingen “in de geest van de voorschriften” genoemd.
Bij sommige niet van officieel stempelmateriaal voorziene postbeambten bestond behoefte tot profilering van de postale autoriteit. Dit heeft er onder andere toe geleid dat verscheidene kleine postagentschappen ertoe overgingen om oude stempels uit de tijd van de distributiekantoren te gebruiken of bestelhuisstempels naar eigen ontwerp te doen vervaardigen. Ook hebben enkele postbeambten gemeend er goed aan te doen ten aanzien van penvernietiging iets verder te gaan dan van hen werd gevraagd of verwacht. Aan hun overijverigheid en fantasie danken wij de aardigste (en ook kostbaarste) soort penvernietigingen, namelijk die waarop door de postbeambte ter vernietiging teksten op de postzegels zijn geschreven.
Brieven die wegens onvoldoende frankering waren belast met een aanvullend port dienden te worden voorzien van de pennotitie “ontoereikend” of “insuffisant” op de voorzijde van het couvert. Tevens diende het woord“franco” in de afdrukken van de franco-dagtekeningstempels te worden doorgestreept. Ook de strafportindicatie moest op de voorzijde van de brief worden aangegeven. Wanneer het woord “franco” uit het stempel op de postzegels was afgedrukt, resulteerde dit in een inktstreep op de zegels en dus in een reguliere penvernietiging. Wanneer echter het woord “franco” buiten de postzegels terechtkomt, is er strikt genomen geen sprake van penvernietiging.
(sensu stricto: het voor hergebruik ongeschikt maken van postzegels door middel van pen of potlood)
(Andreaskruis)
Fig. 1. De drie waarden (5, 10 en 15 cent) volgens de postale voorschriften vernietigd door middel van het “Andreaskruis”.
Fig.2. Op 16-8-1859 per spoorweg verzonden brief van SASSENHEIM(naamstempel op achterzijde) naar ‘s-Gravenhage, afstandstarief 1;gewichtsklasse 1, correct gefrankeerd met 5 cent, doch niet afgestempeld. De met postbehandeling belaste conducteur derbrievenmalen heeft volgens de voorschriften met de pen een“Andreaskruis” over de zegel getrokken. Het rode gebroken-cirkel stempel is conform de voorschriften door het hulppostkantoor geplaatst.
Het stempel FRANCO zonder omlijsting (K.33) is verzuimd op de postzegel aan te brengen. De conducteur had blijkbaar nog niet de beschikking gekregen over het eind 1859 pas verstrekte franco-dagtekening stempel H.Spoorweg.
(Ruiten, rasters, strepen, kringen, etc.)
Fig. 3. Losse zegels met penvernietigingen “in de geest van” de voorschriften.
Fig. 4. Complete, ongedateerde arrondissementsbrief van KUINRE(naamstempel K.61 op achterzijde) naar Woudsend met penvernietiging inruitvorm.
Fig.5. Ongedateerde arrondissementsbrief van KRUININGEN (naamstempel opachterzijde) naar Bath. Penvernietiging door middel van strepen.
(Geschreven franco, plaatsnaam, handtekening van bestelhuishouder)
Fig. 6. Geschreven “franko” en “franco”.
Fig.7. De drie waarden alle met geschreven plaatsnaam, resp. Waardenburg,Utrecht en Nymegen. Aangezien het niet erg waarschijnlijk is dat devernietigingen Utrecht en Nymegen betrekking hebben opvoorafgestempelde arrondissementspost van uitzonderlijk gewicht (datwil zeggen boven 15 gram), lijkt het aannemelijker dat het in beidegevallen plaatsing door een conducteur der brievenmalen betreft.
Fig.8. Geschreven “M.Bleiker bushouder” en geschreven “Blokhuis”.Handtekening- en van bestelhuishouders. Dit waren veelal postbodenwonende in kleine plaatsen tussen de (hulp)postkantoren, waarvandaanzij dagelijks brieven afhaalden en brachten. Van deze postboden stammenook de penvernietigingen van postzegels op gefrankeerdearrondissementspost.
Verplichte postale indicatie
(Doorhaling van het woord “franco” in het stempel)
Fig.9. Complete brief van Rozendaal via Valenciennes naar Parijs.Onvoldoende gefrankeerd met A1 + A2 + A3 (30 cent)driekleuren-frankering (tricolore).
Door het aangegeven gewicht (“9grammes”) viel de brief in gewichtsklasse 2, waarvoor het dubbele portvereist was. Overeenkomstig de postale voorschriften werd het woord“franco” in het stempel doorgestreept en het woord “ontoereikend” metde pen op de briefvoorzijde geschreven. Omdat tevens was bepaald datbij onvoldoende frankering het betaalde port van onwaarde zou worden,werd het door de ontvanger te betalen port van 12 decimes (ca. 60 cent)met zwart potlood op het couvert geschreven.
Fig.10. Op 22-1-1861 verzonden, onvoldoende gefrankeerde brief vanOudewater naar Culemborg. Overeenkomstig de voorschriften werd hetwoord “franco” in het stempel doorgestreept, echter zonder dat daarbijde postzegel werd geraakt.
(Geschreven ontoereikend)
Fig. 11. In strijd met de voorschriften op de zegel geschreven “ontoereikend”.
De auteur houdt zich aanbevolen voor kritisch commentaar en is de heren Boogaard, Bouscher, Brandsma, alsmede Van Dieten Postzegelveilingen erkentelijk voor hun hulp bij de totstandkoming van deze publicatie.