Oosterwolde
De mysterieuze brieven-tweeling ‘Oosterwolde’
Als gewoon hulpkantoor moest Oosterwolde overeenkomstig het gestelde in de Postwet van 1850, effectief per 1 september 1850, zijn naamstempel als vertrekstempel aan het begin van de postale route in zwart op de achterzijde van de te verzenden brief plaatsen. Vernietiging van de eventuele zegel(s) aan de voorzijde door hulpkantoren was slechts in vier uitzonderingsgevallen toegestaan (1). Eén daarvan betrof adressen binnen de bestelkring van het hulpkantoor en een tweede uitzondering gold de situatie dat wanneer het hulpkantoor van bestemming zodanig in hetzelfde ressort gelegen was dat bij een ongunstige ligging van het hoofdkantoor rechtstreeks vervoer sneller kon verlopen. In al die gevallen resulteerde dat in een vertrekstempel op de achterzijde en een vernietigingsstempel op het zegel aan de voorzijde. De voorgeschreven plaats van de zegel(s) was de linker bovenhoek. Van Oosterwolde en nog meer van het naburige Oldebercoop komen zulke brieven met zegels van de eerste emissie betrekkelijk vaak voor (afb. 1).(2)
Afbeelding 1. Rechtstreeks en zonder tussenkomst van het postkantoor Heerenveen verzonden brief van het hulpkantoor Oldebercoop (zwart naamstempel K.61 op de voorzijde gebruikt als vernietigingsstempel)(3) naar het naburige hulpkantoor Oosterwolde (in 1998 geveild bij Van Dieten in veiling No. 569, kavel 2652). Het voorname adres op de brief is sierlijk geschreven met een breed aangesneden ganzenveer, waarmee dikkere en dunnere halen mogelijk zijn. De notaris (4), De Heer K. Tadema, was tevens Lid van den [Gemeente]Raad te Oosterwolde.
Per Circulaire nr. 639 d.d. 25 januari 1865 werden de stempelvoorschriften voor alle hulpkantoren aangepast: een zwart vertrekstempel op de voorzijde en wel in de rechter bovenhoek. Logisch, want de zegelafdeling zat in principe links (bovenaan). Per Circulaire nr. 658 van 3 november 1865 ‘werden de postdirecteuren uitgenodigd om het gebruik van dezelfde rode stempelinkt, welke op de postkantoren werden gebruikt, door de onder hen ressorterende brievengaarders zoveel mogelijk te bevorderen’ (5). De voorschriften geven niet expliciet aan of dit verzoek behalve voor vertrek- en aankomststempels ook voor vernietigingsstempels zou moeten gelden. Wel zien we aan de beschikbare brieven vanaf die datum dat de brievengaarders beide afdrukken op de voorzijde in rood hebben geplaatst. De emissie 1852 was toen al vervangen door de emissie 1864 met vroegste stempeldata uit augustus 1864.
Het valt gemakkelijk in te zien dat rode afdrukken van de naamstempel (K. 61) op de emissie 1852 alleen mogelijk zijn bij het opgebruiken van die emissie na augustus 1864. De meeste Oosterwolde-brieven hebben aan de voorzijde één zwartvernietigingsstempel naar het voorbeeld in afbeelding 1, wijzend op een datering van vóór 25 januari 1865. Oosterwolde-brieven zijn vrijwel allemaal afkomstig uit het archief van notaris Tadema te Oosterwolde. Daarover nu eerst iets meer.
Het Tadema-archief is opgedoken in 1933 en de betoverende verschijning daarvan werd in 1972 door mr. W.S. Wolff de Beer (6) extatisch beschreven als ‘De Vorden Vondst’. Zijn opvallend emotionele relaas is onlangs nog eens gedeeltelijk geciteerd (7). De kern van dit relaas luidt: ‘Wat er tevoorschijn kwam, overtrof mijn stoutste dromen. De brieven bleken afkomstig te zijn uit het archief van notaris Tadema in Oosterwolde en de enveloppen – er zaten geen brieven meer in – waren grotendeels afkomstig van correspondentie in Oosterwolde of omtrek, de meeste uit Oldebercoop. Ik mocht uitzoeken en koos alleen het allermooiste. Na veertig jaar herinner ik mij natuurlijk niet alle aankopen, maar vooral één is mij bijgebleven en wel twee brieven met volledig langstempel Oosterwolde in rood in prachtige conditie. Nadien heb ik nooit meer een rood langstempel op brief op de eerste emissie gezien. De geschiedenis van deze beide brieven tot heden kan ik u ook vertellen. Eén exemplaar behield ik zelf, één stond ik op dringend verzoek af aan de meest bekende stempelverzamelaar in die tijd, Dr. Carsten te Amsterdam. Wie schetst mijn verontwaardiging, toen na de oorlog de collectie Carsten op de veiling kwam en bleek dat de zegel en de stempel uit de brief waren geknipt. Zeker is dat Dr. Carsten, die op de laatste dag van de oorlog door een kogel op de Dam werd gedood, dit niet had gedaan. […].De hele brief bleef ongeveer veertig jaren in mijn bezit en werd tenslotte verkocht bij de verkoop van het tweede deel van mijn collectie in de 450ste Van-Dieten veiling onder nummer 105.[…]. Ik vond slechts één brief met rood stempel Oosterwolde (K.64) (8) op de 5de emissie. Deze werd in de genoemde Van-Dieten veiling onder nummer 464 verkocht’.
De hierboven beschreven ongedateerde Tadema-brief emissie 1852 met twee rode naamstempels Oosterwolde (zie afb. 2 onder) is dus in meerdere opzichten een bijzondere en unieke brief (9).
Met dit verhaal en deze wetenschap was ik meer dan tien jaar geleden in de gelegenheid om een Oosterwolde-brief te kopen met twee (blauw)zwarte stempels aan de voorzijde. De gelijkenis met de in rode inkt gestempelde brief trof mij, niet alleen door de twee stempelafdrukken, maar ook door het formaat en door het‘handschrift’ van het adres. Niet helemaal zeker van mijn zaak vroeg ik advies aan een bij die gelegenheid aanwezige, mij bekende veilinghouder ‘Wat te doen?’. ‘Niet kopen’ zo luidde zijn advies ‘want van Oosterwolde zijn er toch wel heel veel brieven bekend en de prijs is wel wat aan de hoge kant’.
De mysterieuze gelijkenis met het rode tweeling-exemplaar wilde mij echter niet loslaten en daarom kocht ik deze (blauw)zwarte evenknie (afb. 2 boven). Bij thuiskomst zocht ik naar een kopie van de rode brief en begreep de– tot mijn verwondering – inderdaad wel erg grote gelijkenis: ‘De twee brieven vormden samen een anderskleurige tweeling!’. Mijn verbazing nam alleen maar toe toen bleek dat bij de blauwzwarte helft de inhoud van de brief wel aanwezig was. Brief en inhoud vormen één geheel en bestaan uit een tot brief gevouwen half vel machinaal vervaardigd papier met de volgende tekst:
Haulerwijk 3 Juny 1865
Heer en Vriend K. Tadema
Het is Ueb zeker al bekend dat
Hendrik Fs (10) is overleeden
en zoo hij mij wel gezegt heeft
staat Ueb Met hem op nu de
Erfgenamen in Rekening
Ook heb ik nog wat te vorderen
ten bedrage van somma ƒ 24.72,50
hier om zou ik Ueb vriendelijk
Willen verzoeken als dat voor mij
te willen mits ook kennen inhouden
Na Groete
Ueb Vriend
F.H. Beijert (11)
Afbeelding 2. Boven: blauwzwarte helft en onder: de rode helft (ex collectie Wolff de Beer) van de anderskleurige Oosterwolde tweeling.
De twee brieven en de inhoud van de (blauw)zwarte brief geven ons de volgende aanknopingspunten:
Andere rode stempels Oosterwolde (K. 61) uit het Tadema-archief zijn te vinden op brieven met de klassieke emissies 1864 en 1867 (afb. 3 boven en onder). Die met de emissie 1864 is dus ook gebruikt na 3 november 1865. In beide voorbeelden gaat het om andere handschriften, om zegelopplakking links boven in plaats van linksonder, maar wel om dezelfde langstempel Oosterwolde (K.61).
Afbeelding 3. Voorbeelden van rode Oosterwolde brieven met emissies 1864 (boven) en 1867 (onder) geveild bij Van Dieten in mei 1995 (V. 556, kavel 1927) resp. In september 1987 (V. 527, kavel 2122).
Bij Circ. 766 van 9 december 1869 werd voorgeschreven om alle stempels met zwarte inkt af te drukken (12). Te beginnen op 15 december 1869, maar uiterlijk op 1 februari 1870. Oosterwolde heeft – zoals ook wel gezien wordt bij andere hulpkantoren – na 1 februari 1870 nog enkele jaren doorgestempeld met rode inkt. Dit valt op te maken uit de door Wolff de Beer vermelde unieke rode brief met de vijfde emissie (vanaf augustus 1872). Volgens hem kwamen uit het notaris Tadema-archief ‘ook een of twee brieven met rood stempel [Oosterwolde, JV] op de beide eerste porten’. In afbeelding 4 (13) kunnen we zo’n exemplaar bewonderen.
In afbeelding 5 krijgen we tenslotte een betrouwbare indruk van hoe een notariskantoor op het Friese platteland er in het midden van de negentiende eeuw uitgezien moet hebben.
Afbeelding 4. Brief (uit notaris Tadema-archief) op 4 juni 1870 verzonden van hulpkantoor Smilde (‘open-takje’ stempel ressort Meppel, K.67 ) naar Oosterwolde (zonder tussenkomst van het postkantoor Heerenveen). In Oosterwolde volgde beporting als ressortbrief met vijf cent. De portzegel werd vernietigd met een rood langstempel Oosterwolde (K.61).
Afbeelding 5. Impressie van een naburig plattelands notariskantoor in Friesland (Reinder Buijsing notaris per 18 november 1823 in Augustinusga, voor bron zie noot 4).
Tussen al deze rode stempels is de hier beschreven ‘anderskleurige tweeling’ te beschouwen als een mysterie van de hoogste filatelistische orde! De opmerkelijke (blauw)zwarte tweelinghelft wordt in deze veiling aangeboden onder nummer 3039.
J. Vos